Paardensport Vlaanderen

Het verhaal van Ludo Philippaerts, Dirk Demeersman en Wilm Vermeir

02-03-2023 · Kris van Loo voor Paardensport Vlaanderen · Paardenfotograaf

Sommigen durven er zelfs niet van te dromen. Slechts enkelen hebben hun droom gerealiseerd: Mechelen winnen. Geen sinecure zo blijkt. Deze eeuw slaagden er amper drie ruiters van Paardensport Vlaanderen in. Wilm Vermeir won de recentste wereldbeker, Dirk Demeersman deed het in 2006, Ludo Philippaerts zegevierde al tweemaal, in 1991 en 2008. Ze hebben samen meer dan 160 jaar ervaring met paarden en sport. Ze hebben kinderen die rijden en die ze trainen. Hoe pakken zij dat aan? Hoe kijken ze naar zichzelf en naar de jeugd? En wat zijn hun belangrijkste levenslessen? Welke waarden en normen geven ze mee? Ludo, Dirk en Wilm zijn alle drie verschillend, ze delen minstens één gemeenschappelijk kenmerk en dat is hun bezetenheid.

Paardensport Vlaanderen polste naar hun ervaringen en inzichten en wil die graag delen met alle ruiters en amazones die ook ooit in Mechelen willen springen en winnen.

Over Mechelen gesproken, voor wie was de wereldbekerzege het meest verrassend?

Ludo: zo’n overwinning is altijd een verrassing. Ik won mijn eerste wereldbeker in 1988 in London. Een jaar later won ik die van ’s Hertogenbosch, telkens met Darco en daar hoef ik geen tekening bij te maken. In 1991 win ik de eerste keer in Mechelen, niet met Darco, maar met invaller Fidelgo en dat was een complete verrassing.

Dirk: voor mij geldt dat zeker. Niemand had ooit gedacht dat Tymoon daartoe in staat was. En ik al zeker niet.

Ludo: ik dacht nochtans dat jij daar een gans seizoen naartoe gewerkt hebt?

Dirk: en of! (lacht). Mechelen is heilig voor ons. Dat wil je voor geen geld missen en toch overwoog ik sterk om net voor de aanvang af te bellen. Ik kreeg het helemaal niet geregeld met Tymoon. Niets lukte nog. Zo zie je maar hoe onvoorspelbaar onze sport kan zijn.

Wilm: ik had dit evenmin verwacht. De laatste Mechelen, voor corona, werd ik met IQ van ’t Steentje derde. Ik reed toen bewust trager. Nu waren we met vijf in barrage en trad ik als laatste aan. Tja, dan lukt het niet om traag te rijden. Ik wilde niet opnieuw derde worden. Of ik werd vijfde, of ik werd eerste.

Ludo: het moest zo zijn. IQ is niet het snelste paard, maar de favorieten kwamen niet goed uit de startblokken. Gilles Thomas reed wel een goede barrage, maar dan was er die verkeerde afstand naar de laatste hindernis.

Dirk: in een barrage is de kortste weg vaak de snelste weg, maar niet altijd. Je barrage moet vloeiend blijven. Je moet kunnen blijven gaan, dat maakt het verschil.

 

Wilm, had jij voor de barrage een ander plan dan wanneer je in de piste kwam?

Ludo: geloof me, als je in Mechelen de barrage van de wereldbeker mag rijden, heb je maar één plan: volle gas vooruit en alles geven (lacht).

Wilm: Ik had enkel de eerste ruiter gezien en die stond nog aan de leiding. Ik wist dus wel waar en hoe het sneller kon.

……

Hoe is het zo ver kunnen komen?

Ludo: heel eenvoudig, we zijn alle drie bezeten van de paarden. Dirk wordt 59 en over 15 jaar zal hij nog altijd paardrijden. Misschien niet op wedstrijd, je gaat hem wel nog op een paard zien.

Dirk: ik beken: ben er zot van.

Ludo: Ik heb vanmorgen nog paardgereden en morgen vertrek ik voor enkele weken naar Oliva en daar rijd ik elke dag. Geen wedstrijden meer, gewoon rustig in ontspanning. Dressuur en wandelen aan de zee. Dat is genieten.

Dirk: Ludo zijn vader was een icoon. Iemand waar ik met veel bewondering naar opkeek en dan was ik nog geen 10 jaar. Hij reed toen al op een ander niveau. Toine had persoonlijkheid en charisma, en straalde veel rust uit.

Ludo: tot op een kampioenschap, dan sloeg de stress toe. Het is wel juist dat hij zijn tijd ver vooruit was. Hij was vrachtwagenchauffeur bij de Boerenbond en werkte lange dagen. Hij kwam om 19.00h thuis, laadde paarden op, nam mij mee en we reden twee uur om vervolgens een uur les te volgen. Dan kwamen wij laat na middernacht thuis en om 06.00h vertrok hij naar zijn werk. Ik was 10 jaar.

Wilm: mijn ouders hebben een dier- en tuincentrum, paarden zijn hun hobby. In de vakanties reed ik met mijn fiets naar Marc Van Dijck om daar paarden te rijden.

Ludo: in het middelbaar fietste ik tijdens de middagpauze naar hengstenhouder Jan Houben om enkele hengsten te rijden. Dat heet passie.

Ludo: Of ik dat vandaag nog herken? als ik rond mij kijk, merk ik dat het er nu anders aan toe gaat.

Dirk: Wij waren bezeten en gedreven.

Wilm: ik had Mathieu Bourdeaud’hui op leercontract en heb nu Vic De Plecker in dienst en bij hen herken ik die werklust en drive nog wel.

Ludo: Wij zijn nog echte paardenmensen en ik vrees dat wij een uitstervend ras zijn.

Dirk: kijk naar onze generatie, daarvan zijn er nog veel die rijden. John Whitaker, Ludger Beerbaum, Roger Yves Bost. Wij kunnen daar geen afstand van nemen. Dat zit in ons bloed en als je iets graag doet, doe je het goed. Er zijn vandaag nog altijd weinig ruiters die rij-technisch aan de enkels van Ludo komen.

Ludo: mijn vader hamerde veel op het dressuurwerk. Ik ben niet voor niets tweemaal nationaal dressuurkampioen geworden bij LRV. En ik had drie keer moeten winnen. De eerste keer was ik amper 13 jaar en voor de LRV-bonzen kon niet dat die jonge snotneus op die leeftijd al nationaal kampioen werd. Dat is echt gebeurd. Mijn vader hechtte veel belang aan de basis. Dat was en is het fundament. En eens dat goed was, reden we om te winnen, nooit voor de tweede plaats. Dat was geen optie. Ik heb het niet van vreemden.

Dirk: Ik had een moeilijke vader, die dacht dat hij alles beter wist.

Ludo: ik herinner me je vader als een speciale man, maar hij kende veel van een paard.

Dirk: dat ontken ik niet. Maar door te streng te zijn zonder argumenten, heeft hij me wel achteruit gezet in plaats van vooruit geholpen. Ik heb veel van mijn vader geleerd en heb er veel aan te danken. Geen slecht woord dus over hem, maar toch…

Wilm: mijn moeder reed dressuur, mijn vader jumping. Dat was hun hobby. Ik was meer bezeten en op m’n 14e nam ik het paard van mijn vader over. ‘Onze Wilm rijdt er beter mee dan ik’, vertelde hij zelf. Toen ik overstapte van de pony’s naar de paarden, gaf hij met plezier zijn paard af.

Ludo: dat herken ik, mijn vader gaf ook zijn beste paarden aan ons en wij reden met vijf thuis. Ik stel vast dat ik zijn voorbeeld volg (glimlacht). 

 

‘Ik heb vaak in de clinch gelegen met mijn vader. Als ik daar nu op terugblik, had de man toch vaak gelijk’

Ludo: Als beginnende ruiter neem je alles aan, naarmate je ouder wordt, komen de conflicten. ik heb vaak in de clinch gelegen met mijn vader. Als ik daar nu op terugblik, had de man toch vaak gelijk. Het is thuis niet altijd gemakkelijk geweest. Ik was junior toen mijn vader op z’n 50e tijdens een wedstrijd een trap van een paard in zijn gezicht kreeg en daardoor arbeidsongeschikt werd. Hij was een jaar bedlegerig. Dat was een moeilijke periode. Een familie met 5 kinderen, onze vader was de enige kostwinner en kreeg een ongeval. En dan wil zijn zoon profruiter worden.

Wilm: mijn broer is 2 jaar ouder en kreeg op z’n 14e een ongeval met een paard waardoor hij enkele rugwervels brak . Enkele jaren later wil ik profruiter worden en dat werd thuis niet enthousiast onthaald. Vooral mijn moeder had het er moeilijk mee.

Maar ik wilde en zou ruiter worden. Op een gegeven moment moet je durven springen. En daar heb je een onbegrensde dosis doorzettingsvermogen voor nodig. Er zijn veel ruiters die even goed of zelfs beter rijden dan ik, je moet ook durven doorbijten. Elke week op wedstrijd in binnen en buitenland en thuis niet naar een uur kijken. Dat zit in mij. Misschien als reactie tegen mijn ouders, waar zelfs het beste niet goed genoeg voor was. Laten we zeggen dat ik thuis niet gestimuleerd werd in mijn ambitie. Ik was niet slecht op school, mijn ouders zagen me verder studeren. Als hun zoon vervolgens op 18 jaar kiest voor de paarden, stonden ze daar niet achter. Zo slim op school, hoe kan je dan zo dom zijn om ruiter te worden. Je moet sterk in je schoenen staan, want je weg naar de topsport ligt bezaaid met twijfel en onzekerheid. Dat is inherent aan elke topsporter. Eigenaars hebben bij mij paarden weggehaald omdat ze wellicht van oordeel waren dat ik niet goed genoeg was. Ik heb ondertussen wel het tegendeel bewezen. Om maar te zeggen dat elke ruiter met zo’n praktijken geconfronteerd wordt. Dat is de harde realiteit en dan moet je overeind blijven.

Ludo: mijn vader liet in zijn tijd al veel lesgevers komen. Van een externe neem je gemakkelijker iets aan. En ik doe net hetzelfde met mijn kinderen.

Dirk: mijn vader dacht dat hij alles beter wist. Op een gegeven moment overstijg je het sportieve niveau van je vader en dan volgt het besef.

 

‘Die eerste goede pony is de belangrijkste’

Dirk: En dan word je zelf ouder. Mijn zoon Lars toonde interesse, ging graag mee op wedstrijd en kende alle paarden. Op een paard was hij aanvankelijk bang. Het is vooral zijn moeder die hem begeleid heeft tijdens zijn eerste stapjes op een paard. Ik heb hem nooit gestimuleerd, in die zin dat we daar over gepraat hebben en de conclusie was dat hij wel graag paardreed, maar er niet van bezeten was. Alle dagen doorbrengen op een paard was niet aan hem besteed. Hij is nu 28 en ik heb de indruk dat hij er nu meer plezier aan heeft dan vroeger. Als het over paarden gaat, delen Lars en ik niet dezelfde passie. En daar is niks mis mee. Ik heb dat nooit gepusht. Met als gevolg dat we vandaag goed kunnen samenwerken. Ik heb uit de ervaring met mijn vader veel geleerd. Eén keer heb ik Lars wel op zijn plaats gezet. Hij kwam eens langs met enkele pony’s, het werkte niet en hij begon te vechten met zijn pony. Dan heb ik hem wel terechtgewezen. Je leert uit je eigen fouten.

Wilm: Robin is 12 en ik kan nog niet inschatten hoe gedreven ze is…

Ludo: wat zeg jij nu? Je dochter is waanzinnig gedreven, dat zie ik zelfs!

Wilm: ja, maar hoe gaat dat evolueren als ze pakweg 22 is? Dat kan ik niet inschatten. Ze rijdt nog met de pony’s en ze heeft een goeie, dat scheelt.

Ludo: zo begint het. Wat doe je als ouder als je kinderen graag rijden? Je koopt een pony, hij stopt één keer en je koopt een andere. Die eerste goede pony is de belangrijkste. Het moet plezant zijn voor je kinderen. Als de pony stopt en ze vallen er af, is de fun snel over. Als ze met een pony fijn rondrijden en winnen, hebben ze de smaak te pakken. En dan nog kan je het niet inschatten. Thibault, door Paardensport Vlaanderen verkozen tot Talent van het Jaar, was aanvankelijk bang op zijn pony. En simultaan was hij bezeten van de sport. Zijn bezetenheid heeft het gewonnen van zijn angst. Wat ik geleerd heb bij mijn kinderen, is dat ze allemaal verschillend zijn en op een verschillende manier een paard benaderen. Geef Nicola een paard, hij zal opstappen en de piste binnenrijden. Dat moet ik aan Olivier en Thibault niet vragen. Zij willen hun paard eerst beter leren kennen.

Ludo: Olivier en Nicola werden geboren toen ik het EK sprong. Mijn vrouw Veronique heeft zich over hen ontfermd. Ik was niet veel thuis in die tijd. Mijn zonen hebben veel sporten beoefend. Finaal hebben ze alle vier voor de paardensport gekozen. Niet mijn keuze, ze hebben het me daardoor niet gemakkelijk gemaakt. Je ziet vrij snel wat hen boeit en motiveert.

Wilm: Robin krijgt les van mij en Karolien gaat met haar naar de wedstrijden. Anders dan ik is Robin abnormaal cool en kan zij alles goed plaatsen. Als het resultaat al eens minder is, kiest mijn vrouw voor Robin. Ik reageerde aanvankelijk, euh, objectiever en scherper. Dat is voor mij ook een leerproces. 

 

‘Veiligheid is de eerste en belangrijkste les!

Ludo: veiligheid is de eerste en belangrijkste les! Kinderen mogen geen schrik pakken. Je bent bezig met een dier en dat blijft gevaarlijk. Daar moet je je bewust van zijn. Zeker met kleine kinderen. En daarvoor is goed basisonderricht onontbeerlijk. Kinderen moeten weten wat ze doen en waarom ze dat doen. Ze moeten zich bewust zijn van hun handelingen. 

 

‘Een cocktail van stress en te veel druk’

Ludo: Kinderen en kampioenschappen, dat is soms de hel. Een cocktail van stress en te veel druk. daar kan ik een boek over schrijven. Van mijn kinderen en ouders die denken dat ze het kennen.

 

Dirk: die ouders zijn vaak het probleem. Die denken dat ze het kennen en wanen zich belangrijker dan hun kinderen. Schoenmaker blijf bij je leest. Een vaak terugkerend fenomeen is dat ouders willen dat hun kinderen bereiken wat zij nooit bereikt hebben. Of dat zij de droom van hun ouders moeten waarmaken. Geen goede insteek.

 

‘Mea culpa, ze zijn strontbedorven’

Ludo: paarden verzorgen, poetsen, voederen, stallen uitmesten. Ik heb het allemaal gedaan en vind dat heel belangrijk. Maar mea culpa, onze kinderen zijn strontbedorven. Als ouder doe je alles voor je kinderen en nog meer. Wij deden vroeger alles zelf. Nu hebben ze standaard grooms en stalmedewerkers.

Dirk: Ik had mijn eerste groom op m’n 30e. Bij meisjes is dat wel anders dan bij jongens. Meisjes vinden roskammen en vlechten ook wel fijn. Mijn dochter Louise rijdt hobbymatig en dat was een zoektocht.  Ze toonde interesse en dan koop je een veilig paard van 15 jaar die zijn job kent. Een jaar later is de interesse weg. Dan breekt corona uit, moet ze thuis blijven en wil ze terug rijden. Moeilijk verhaal hoor. Want ze heeft vriendinnen die 1.40m rijden en dat wil ze natuurlijk ook. Terwijl je het als ouder in de eerste plaats veilig wilt houden. Paardrijden is niet zonder gevaar. Je moeten weten waarmee je bezig bent en wat je doet op je paard. We komen weer terug op de basis. Probeer dat maar eens uit te leggen, want zij wil met haar vriendinnetjes in de eerste plaats 1.40m springen.

Ludo: als je begint over vroeger, antwoorden zij met papa, het is niet meer zoals 30 jaar geleden. Daar sta je dan en ze hebben gelijk.

Dirk: en toch is het totaalplaatje ook belangrijk want op een dag staan ze er alleen voor.

Wilm: ik durfde vroeger niemand aanspreken. Mijn dochter doet dat wel, sans gêne en daar sta ik versteld van. Dat is een voordeel van de nieuwe generatie. Zij durven en doen meer en zijn assertiever. Maar ik stel ook vast dat ze geen boxen uitmesten of paarden scheren.

Nog een verschil met vroeger: als ik een slechte wedstrijd had, zei mijn vader ‘soms is je best doen niet goed genoeg’ en hij ging terug naar zijn winkel. Zoek het dus zelf uit. Nu pak je dat anders aan, ga je in dialoog, geef je tekst en uitleg.

De jeugd wordt vandaag heel positief benaderd. In mijn tijd kreeg je reëel onder je voeten als het slecht was. De beste aanpak ligt in het midden. En we moeten niet flauw doen. Als het niet goed is, moet je het ook niet vergoelijken.

Ludo: wat op zich een moeilijke oefening is. Ik heb vier zonen en zij zijn alle vier verschillend. Ik moet ze triggeren, maar hoe raak je de juiste snaar? Door altijd te zeggen dat ze goed bezig zijn, trigger je ze niet meer. Zelfs als één van mijn zonen een GP wint, zal ik ook wijzen op de minpunten.

En wat als de ene in een positieve flow zit en de andere in een negatieve spiraal? Dat zijn moeilijke situaties.

 

‘Aan de manier van rijden, kan je het karakter afleiden’

Dirk: absoluut. Bij mijn zoon Lars zag ik dat hij minder doorzetter was dan ik. Dat is een vaststelling, al weet je niet wat er allemaal speelt bij adolescenten. Lars had het in het verleden bijvoorbeeld moeilijk met zijn familienaam. Hij wilde niet met mij vergeleken worden.

Ludo: vooral als het eens niet goed gaat, is hun familienaam zwaar om te dragen. Kinderen van een bekende ouder zijn is niet altijd een voordeel. Dat is een proces waar ze door moeten. Sport is hard, of je bent goed of je bent niet goed genoeg. Ongeacht je naam. Iedereen komt zichzelf tegen.

Wilm: op het moment van de waarheid gebeurt het meer niet dan wel. Dat overkomt ons allemaal en onze kinderen maken daar geen uitzondering op. Daarmee omgaan vormt hun karakter.

 

‘Alles valt of staat met een goede basis’

Wilm: mijn vrouw Karolien ontfermt zich veel over Robin. En als we samen in de piste rijden, houd ik haar constant in het oog. Ik geef geen dressuurles, ik geef wel constant tips mee.

Ludo: ik heb er altijd voor gezorgd dat mijn kinderen omringd werden door trainers. Andre Frans is wat dat betreft van goudwaarde voor mijn jongens. Hij is er altijd en heeft hen begeleid doorheen hun jeugdjaren. En net zoals mijn vader, zorg ik ook dat ze veel les krijgen. Ik val in herhaling, alles valt of staat met een goede basis.

Dirk: een goede trainer is heel belangrijk. De voorwaarde is wel dat hij bekwaam is en weet waar hij over spreekt. Als ik op jeugdconcours in de paddock sta, hoor ik soms de meest dwaze en domme dingen zeggen. Dan tuiten mijn oren.

Wilm: je ziet inderdaad straffe toeren in de paddock. Of kinderen krijgen tijdens de verkenning en in de paddock zo’n gedetailleerde uitleg en handleiding mee, dat ik me afvraag hoe ze dat allemaal kunnen onthouden. Ik zou het niet kunnen (lacht).

Ludo: allemaal waar, en al zeker in het buitenland. In België zie ik toch dat de meerderheid van de trainers bekwaam is. Zeker op niveau van combinaties die landenprijzen en kampioenschappen rijden.

In de keuze van een trainer is het wel belangrijk dat je kind coachable is en dat het klikt met de lesgever. Nicola gaat vaak naar Jos Lansink, zij vinden elkaar blindelings. Olivier heeft die klik niet met Jos.

Dirk: En daar is niks mis mee. Het voornaamste is toch dat je jezelf blijft. Je mag geen kopie worden. Iedereen is anders en iedereen is uniek. Karakter, persoonlijkheid, mentaliteit, lichaamsbouw. Al die elementen dragen er toe bij dat je wordt wie je bent. Dat is een evolutief proces, een bouwwerk. John Whitaker is een levende legende. Het heeft geen zin om hem te kopiëren, want niemand heeft het intrinsieke talent van John. Momenteel kijkt iedereen naar Julien Epaillard, die dit seizoen al drie wereldbekers won en erkend wordt als de snelste ruiter. Maar je moet hem niet imiteren want hij is onevenaarbaar. Je moet jezelf ontwikkelen.

 

‘Je hoeft je niet te spiegelen aan iemand, je moet zelf in de spiegel kijken’

Ludo: dat is een belangrijke les voor de jeugd. Ze mogen zich niet spiegelen aan iemand anders, ze moeten zelf in de spiegel kijken. Op de cruciale momenten in je sportieve leven ben je alleen in de piste. Ik heb daar een oefening voor bedacht. Ik zet thuis 1.20m parcours en dat moeten ze springen met veel verschillende paarden. Zonder te verkennen! Ja maar papa, hoeveel galoppassen moet ik hier en daar nemen? Bekijk het maar. Op wedstrijd loopt een parcours toch ook niet altijd zoals je het verkend hebt? Dan moet je ook bijsturen, improviseren en oplossingen zoeken. Dat is veel beter dan trainers die hun leerlingen van a tot z programmeren. Hetzelfde met die voetbalken en lijntjes met balken voor en na een hindernis. Dat is goed om een jong paard op te leiden, maar niet om een jonge ruiter op te leiden. Die moet vooral leren om zijn paard ruimte te geven om te springen.

Dirk: paardrijden doe je op gevoel. Dat is het onderscheid tussen een topruiter en een geprogrammeerde ruiter. Een topruiter kan schakelen op gevoel, een geprogrammeerde ruiter kan enkel uitvoeren wat de trainer gezegd heeft. Zelfs al komt de afstand niet uit, hij zal zich vasthouden aan het afgesproken aantal galoppassen. Ook al zie je van ver dat die afstand niet uitkomt. Zo ga je niet winnen.

 

‘Een gedreven ruiter met minder talent komt verder dan een talentvolle ruiter die minder gedreven is

Dirk: Paardrijden kan je leren. Aan de andere kant, als je naar pakweg de top 50 kijkt, zien we toch uitsluitend ruiters met aanleg, met aangeboren talent. En wat we niet mogen onderschatten: paardrijden is een teamsport. Haal een topcombinatie uit elkaar, geef dat toppaard aan een andere topruiter en je krijgt zelden hetzelfde resultaat.

Ludo: Voor mij is gedrevenheid belangrijker dan talent. Een gedreven ruiter met minder talent komt verder dan een talentvolle ruiter die minder gedreven is. Wij hebben een sterke lichting jeugdruiters, jonge ruiters en amazones met talent, goede paarden en een goede opleiding. Maar hoeveel blijven er daar van over? Waar staat Gilles Thomas en waar staan zijn leeftijdsgenoten waarmee hij in zijn jeugd jaren na elkaar medailles won op EK’s?

Dirk: vandaag excelleren onze junioren en young riders. Over 10 jaar blijft daar geen handvol van over. En dat heeft niets met generatieverschil te maken, dat was in onze tijd niet anders. En wat Gilles Thomas betreft, zijn nonkel Marc Van Dijck is een buitengewone paardenman. Dat belang mag je niet onderschatten.

Wilm: Gilles is een totaalpakket. Hij heeft talent, is gedreven en dat combineert hij met de beste mogelijke opleiding en begeleiding.

 

‘Bij nieuwe leerlingen wil ik vooral passie zien’

Ludo: ik geef geen les meer wegens geen tijd. Er zijn thuis wel voldoende mensen die les geven. Kijk naar hoe onze stalruiter Jenny geëvolueerd is? Ze is de dochter van mijn vroegere groom en zij vroeg of haar dochter stage mocht lopen. Ze kwam van nergens en ze won vorig jaar goud en zilver op het BK 7 jarigen. En ze sprong de finale van het EK.

Wilm: ik rij meer dan ooit wedstrijd en als er iemand belt en ik op dat moment tijd heb, pas ik dat in. Ik kan geen planning maken met een leerling.

Dirk: sommige ruiters zoals Pieter Devos of Jeroen De Winter mogen mij altijd bellen. Bij nieuwe leerlingen wil ik vooral passie zien, ook al zijn ze minder getalenteerd. Als je ziet hoe hard ze er willen voor werken, kan ik me ook helemaal geven. Dat is een wisselwerking.

Wilm: Mathieu Bourdeaud’Hui, die in Mechelen de jeugd GP won, wilde een paard van mij kopen, Toronto Z, maar dat leek nog niet zo simpel. Hij kwam van de pony’s en had weinig ervaring. Hij zag dat paard graag, maar was zelf niet goed genoeg. Het was net voor de schoolvakantie en ik heb dan voorgesteld om twee weken stage te lopen, zodat hij zijn paard beter zou leren kennen. Het werd vrij snel duidelijk dat Mathieu gedreven was en hard wilde werken. Hij is 4 jaar op leercontract geweest.

Ludo: Yuri Mansur staat in de top 40 van de wereld en sprong in Tokio de Olympische Spelen. Die jongen is bij mij begonnen als groom en heeft twee jaar stallen uitgemest. Yuri was gemotiveerd, niet uitzonderlijk getalenteerd maar wilde hard werken. Ook Marlon Zanotelli is bij ons begonnen en had dezelfde instelling. Hij combineerde dat ook nog eens met een uitzonderlijk talent. Twee Brazilianen die van nul begonnen zijn. De ene was duidelijk meer getalenteerd dan de andere. Ze hebben het allebei gemaakt in de topsport. Door hard te werken.

 

Sommigen scholen hun paarden voor ze op wedstrijd gaan. Anderen scholen hun paard op wedstrijd’

Ludo: over het tijdstip van wanneer je aan wedstrijden begint, verschillen de meningen. Wedstrijden zijn een onderdeel van de opleiding. Ik rijd graag dressuur en school mijn paarden voor ik op wedstrijd ga. Wilm schoolt zijn paard op wedstrijd en rijdt thuis elke dag een wedstrijd, niet?

Wilm: affirmatief. Ik wil mijn paarden laten nadenken in de piste en daar werk ik aan onze samenwerking. Het verschil met Ludo is dat mijn dressuur op een veel lager niveau staat. Ik erken dat en dat is een werkpunt. Misschien omdat mijn dressuur minder is, ga ik sneller op concours? Het is al aangehaald, iedereen zoekt zijn systeem.

En zo win je ook de wereldbeker?

Wilm: maar ook niet elke week. Ik ken mijn minpunt, daarom dat ik voor Robin nu wel investeer in dressuur. Ik heb vroeger voor handelsstallen gereden en daar moet het vooruit gaan.

Dirk: jij bent heel handig op je paard. Uw basis is gebaseerd op je handigheid.

Ludo: Wat is het beste? Olivier en Thibault hechten meer belang aan dressuur dan Nicola, die op een paard stapt en de piste binnenrijdt. De twee anderen staan daar sceptischer tegenover. Hun palmares is wel gelijklopend.

Dirk: dresseren en dressuur is heel belangrijk. Anders kom je vroeg of laat jezelf tegen. Ik gaf eens les aan een amazone zonder basis, maar dat werd gecompenseerd door haar paard. Ze ging op wedstrijd en sprong hoger en hoger, tot ze op het punt kwam dat het niet meer lukte, de afstand kwam niet uit, het paard stopte, vertrouwen werd wantrouwen bij paard en amazone. Dan val je terug naar de onderste trede van de ladder en is de weg naar boven heel lang en moeizaam.

Ludo: al is dat ook inherent aan de loopbaan van elke ruiter. Iedereen kent hoogtes en laagtes en dan komt de ware aard van de ruiter naar boven. Wie kruipt recht en zet door?

 

‘We vergissen ons allemaal wel eens in een paard’

Ludo: Welke paarden geef je aan je kinderen? Dat hangt gewoon af van de paarden die beschikbaar zijn en het beschikbare budget. Daar bestaat geen handleiding over. Wat ik wel vaststel, is dat ik vroeger heel veel paarden zadelmak gemaakt heb en veel jonge paarden opgeleid heb. Ik denk niet dat mijn kinderen ooit al op een vierjarige gezeten hebben.

Dirk: wat wij vroeger deden, zoals zonder hulp aan de lopende band paarden zadelmak maken, was vaak onverantwoord.

Wilm: ik ben ooit begonnen met vierjarigen en heb dat jaren gedaan. Wat ik voor Robin belangrijk vind in haar opleiding, is dat zij leert om de juiste/goede paarden te kiezen. Ik denk dat ik daar zelf een oog voor heb en dat wil ik haar graag leren. We vergissen ons allemaal wel eens in een paard. Het is belangrijk dat we die vergissingen tot een minimum beperken.

 

‘Jonge ruiters moeten afstand nemen van prestatiedruk’

Ludo: als het over wedstrijden gaat, is de voornaamste les dat ze zich amuseren en met plezier rijden. En omgekeerd dat ze afstand moeten nemen van de prestatiedruk. Daar gaan veel ruiters aan ten onder. Paardrijden moet je graag doen. Dat gaat je paard ook voelen. Het moet voor allebei plezant blijven.

Ik spreek uit ervaring, ik heb die druk vroeger ook ervaren en dat wordt op een gegeven moment te veel. Vandaag rijd ik met veel meer plezier en geniet ik meer van mijn paard.

Kijk eens naar Lionel Messi of Kevin De Bruyne, dat is een plezier om naar te kijken, omdat zij er in de eerste plaats zelf plezier in hebben.

Dirk: daar ben ik het volmondig mee eens. Met die nuance dat het leven niet altijd plezant is. Dat geldt voor elke job. Niet elke dag is even leuk en fijn.

Wilm: ik zet mezelf vaak onder druk, te veel druk zelfs. Daar is Robin veel beter in. Zij kan de knop sneller omdraaien en kan beter relativeren.

Ludo: dat is een moeilijke evenwichtsoefening. Als je de top wilt bereiken, geef je niet op en ben je ongemeen streng voor jezelf. Dat is het karakter van een winnaar. Tegelijk moet je leren omgaan met verlies en dat moet je in de eerste plaats zelf verwerken.

 

‘Loslaten doe je nooit en constant’

Ludo: Loslaten doe je nooit en constant. Thibault is anderhalf jaar naar Marco Kutscher geweest en dan meng ik me niet in zijn rijden en wedstrijden. Dat respecteer ik. Aan de andere kant, Thibault sprong onlangs in Amsterdam en hij belde met de vraag waar ik bleef. Ik ben niet elke dag naar Amsterdam gereden om één proef te zien. Hij moet leren dat ik er niet altijd zal zijn. Hij moet ook leren loslaten. Ik had Thibault na zijn geslaagd EK graag op het BK seniors gezien. Hij vond dat te veel voor zijn paard en ik heb dat losgelaten. Ze moeten zelfstandig worden en hun eigen beslissingen nemen en keuzes maken. Olivier en Nicola waren 18 toen ik ze met hun paarden twee maanden naar Amerika stuurde voor enkele wedstrijden. Ze moeten hun plan leren trekken. Met als gevolg dat ze belden: papa, het geld is op (lacht). Op de belangrijke momenten ben ik er wel, sportief en extra sportief.

Dirk: Ludo heeft met zijn kinderen weinig domme dingen gedaan. Waarom? Omdat hij vakkennis heeft en zijn kinderen en hun paarden kent.

Ludo: ik heb het geluk dat mijn kinderen graag en goed rijden. Het wordt een probleem als ze geen gram talent hebben. Zo zijn er ook en dan wordt het een kostelijke affaire.

Dirk: samengevat, het moet voor iedereen plezant blijven. En blijf vooral met de voetjes op de grond, zelfs als je springt (glimlacht)