Paardensport Vlaanderen

Minder structuren en meer sport

04-01-2016 · Femke Brosens · VLP

PERSBERICHT KABINET PHILIPPE MUYTERS - De Vlaamse Regering keurde vrijdag 18/12/2015 het nieuwe “federatiedecreet” een tweede maal principieel goed. Dit decreet regelt de erkenning en de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties. Focus komt op een kwalitatief aanbod van A tot Z, meer autonomie en verantwoordelijkheid en minder administratieve lasten. Bovendien verandert de subsidiëring fundamenteel: naast subsidiëring op basis van het ledenaantal (kwantiteit), wordt er ook gekeken naar de kwaliteit. Op die manier worden Vlaamse sportfederaties gestimuleerd om hun sportclubs nog meer dan vandaag te ondersteunen. Resultaat: de sporter wint.

Het Vlaamse sportbeleid wil dat zoveel mogelijk mensen sporten én dat elke sporter dat op een kwalitatieve en gezonde manier kan doen, in zijn eigen buurt. Het komt erop neer om de juiste randvoorwaarden te creëren, zodat sporters kunnen sporten: kwaliteitsvolle infrastructuur, professionele trainers en omkadering, wetenschappelijke begeleiding en innovatie… De taak van clubs en federaties kan daarbij niet onderschat worden.

Sporter staat centraal, niet de structuren

Vanuit internationaal oogpunt aanvaardt men maar 1 (unisport)federatie per sporttak. Maar vandaag zijn er in Vlaanderen 65 gesubsidieerde federaties voor 38 gesubsidieerde sporttakken. Voor sommige sporten kon je op een gegeven moment maar liefst bij 15 federaties terecht.

Vlaams minister van Sport Philippe Muyters wil daar paal en perk aan stellen, en vertrekken vanuit de sporter in het vernieuwde decreet. Daarvoor hebben we een sportaanbod nodig op maat: van peuters tot 60-plussers, van topsporters tot amateurs die graag een balletje trappen of zelf hun loopschoenen aantrekken, van fervente sporters tot kansengroepen.

Niet elke club moet of kan alles aanbieden, maar sporters van elke leeftijd en elk niveau moeten wel hun gading vinden in elke sporttak, en weten waar ze terecht kunnen. De rationalisatie van het federatielandschap is daarbij een belangrijk middel, geen doel op zich.

Unisport- en multisportfederaties

In de toekomst zal per sporttak slechts één Vlaamse unisportfederatie gesubsidieerd worden. De vandaag gesubsidieerde recreatieve federaties kunnen kiezen uit drie opties: ze kunnen zich aansluiten bij een unisportfederatie, ze kunnen ervoor kiezen om samen met anderen een multisportfederatie te vormen, of ze kunnen apart blijven werken, zonder Vlaamse subsidies. Het agentschap Sport Vlaanderen biedt hierbij de nodige begeleiding. Vandaag lopen overigens reeds een aantal fusiegesprekken tussen federaties. Het nieuwe financieringsmechanisme van de basissubsidies wordt over een periode van 4 jaar trapsgewijs ingevoerd.

Unisportfederaties moeten een aanbod van A tot Z aanbieden: van breedtesport tot topsport, voor alle leeftijdsgroepen en doelgroepen. Om federaties te stimuleren om zoveel mogelijk samen te werken en te fuseren tot unisportfederatie wordt een incentive voorzien: elke toetredende sportfederatie brengt een fusie-incentive mee van 40% van de basissubsidie 2015, voor een periode van 4 jaar.

Daarnaast kunnen er multisportfederaties met minstens 10.000 leden gesubsidieerd worden. Zij moeten minstens vijf verschillende sporttakken aanbieden met minimum 1000 leden per sporttak. Multisportfederaties organiseren recreatieve sportbeoefening of recreatieve competities voor hun leden.

Deze rationalisering van het federatielandschap zorgt voor schaalvergroting en minder dubbel werk. De middelen zullen met andere woorden efficiënter ingezet worden. Ook de kwaliteit van het sportaanbod in de Vlaamse sportclubs zal omhoog gaan, want goed georganiseerde en kwaliteitsvolle sportfederaties kunnen hun sportclubs optimaal ondersteunen.

Subsidies op basis van kwantiteit én kwaliteit

Tot nu toe was de subsidiëring gebaseerd op het aantal leden en personeel, niet op kwaliteit. Het nieuwe decreet brengt daar verandering in: voor het eerst worden federaties die kwalitatief goed werken ook financieel beloond.

Sportfederaties krijgen naast een kwantitatief basisbedrag (afhankelijk van het aantal leden) extra middelen op basis van een korf met drie kwaliteitsprincipes: het draagvlak van de sportfederatie, de kwaliteit van het aanbod en goed bestuur.

Vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid

Het nieuwe decreet responsabiliseert de georganiseerde sportwereld en laat de Vlaamse sportfederaties op basis van een verhoogde autonomie uitgroeien tot ambitieuze en dynamische organisaties die in staat zijn te anticiperen op toekomstige maatschappelijke en sportieve uitdagingen.

De sportfederaties krijgen meer vrijheid, maar ook meer verantwoordelijkheid. Dat start al bij het hertekenen van het landschap: de federaties hebben de kans om de versnippering aan te pakken, en krijgen hier ook incentives voor. Federaties die werk willen maken van een aanbod van A tot Z, worden in het nieuwe decreet gestimuleerd om samen te werken en te fuseren. De bal ligt in hun kamp om anderen te overtuigen en te inspireren.

De samenwerking met de Vlaamse overheid gebeurt op basis van 4-jaarlijkse samenwerkingsovereenkomsten. Hierin worden concrete afspraken en doelstellingen vastgelegd. Naast de basisopdrachten kunnen uni- en multisportfederaties intekenen op een aantal beleidsfocussen, zoals jeugdsport, innovatie of een laagdrempelig sportaanbod voor kansengroepen. 

Minder administratieve rompslomp

Ten slotte betekent het nieuwe decreet ook minder administratieve rompslomp. De rol van de Vlaamse overheid verschuift immers van een controlerende functie naar een meer begeleidende en coachende rol. Regeltjes maken plaats voor vertrouwen, weliswaar met een tussentijdse evaluatie.

Maar ook de personeelsvoorwaarden worden beperkt: sportfederaties hebben enkel nog de verplichting om één sporttechnisch verantwoordelijke op master LO-niveau in dienst hebben. Dit geeft sportfederaties een grotere flexibiliteit qua invulling van hun personeel, terwijl de sporttechnische kwaliteit van het sportaanbod gewaarborgd blijft.