Paardensport Vlaanderen

Jonge paarden opleiden, hoe doe je dat? Deel 2

28-04-2024 · · paardenfotograaf

De lente staat voor nieuw leven en een nieuw schooljaar voor jonge paarden. Vierjarigen zetten hun eerste stappen in de ring en maken hun eerste sprongen in een officieel parcours.

Wat is daaraan voorafgegaan? Wanneer en hoe begin je aan de opleiding van een jong paard? Wat doe je en wat doe je vooral niet? 
In deze tweede aflevering peilen we naar de inzichten van Wout Neven en Jeroen De Winter.

Wout Neven: ‘Mijn job bestaat er in om jonge paarden op te bouwen, niet om ze af te breken door te snel te veel te doen’

Op het laatste BK in Gesves was Wout Neven (26) één van de grote winnaars. Hij startte met 11 paarden, waarvan er 6 de finale sprongen en 2 kampioen werden. Bij de vijfjarigen werd hij vijfde. Wie met zo veel paarden het BK kan springen, rijdt veel cycluswedstrijden?
‘Dat hangt volledig af van het paard en de eigenaar. Ik rijd bijvoorbeeld paarden van Kristof Cleeren en van Zangersheide. Daarmee spring ik enkele manches van de cyclus. Enkel voor de ervaring, niet met de bedoeling om ze te kwalificeren voor het BK.’

Wout Neven leerde paardrijden in het Woutershof. ‘Mijn ouders zijn werkende mensen die niks met paarden hebben. Ik ben van Hasselt, mijn oudere broer ging één keer per week paardrijden in het Woutershof. Hij zat op een paard, ik in een buggy en ik was gebiologeerd door de paarden. Het duurde niet lang of ik reed mee in de ponyles. Ik was niet weg te slaan van de paarden en het Woutershof. Rond de leeftijd van 9 jaar kreeg ik een pony van mijn ouders, die in het Woutershof gestald stond. Christophe Wouters herkende mijn gebetenheid en gaf me enkele van zijn pony’s, en later paarden, om te rijden.
Wat ik nu beroepshalve doe, heb ik geleerd in het Woutershof. Aanvankelijk reed ik enkel paarden van Christophe, na verloop van tijd kreeg ik de vraag van andere fokkers en eigenaars om hun paarden te rijden. Toen ik mijn eigen stal in Ulbeek huurde, stonden de volgende dag alle boxen vol met jonge paarden van klanten.’

Met passie en goesting ziet de wereld er rooskleurig uit

Zo begon Wout, die eerst nog een poging ondernam om een bachelor boekhouden te behalen, vier jaar geleden met zijn eigen stal, vanuit een passie voor de paarden en veel goesting: ‘met passie en goesting ziet de wereld er rooskleurig uit. Ik wist wat een paard eet en hoeveel de smid kost. Waar ik bijvoorbeeld niet bij stilstond was de factuur voor water en elektriciteit. Hetzelfde voor het onderhoud van de weilanden. En als plots een factuur van een paar duizend euro voor stro en hooi in de bus lag, moest ik die maand even slikken. Dat is een leerproces. Er zijn moeilijke perioden geweest, al is de balans positief.’

Zo’n 80% van de jonge paarden die Wout onder zijn hoede heeft, komen van klanten zoals Zangersheide, Alexander Liefsoens, Kristof Cleeren en Frank Jennen, de fokker van de twee vierjarige kampioenen. ‘Sommige jonge paarden komen voor een korte, andere voor een langere termijn. Dat wordt op regelmatige tijdstippen geëvalueerd met de klant. Finaal is het de bedoeling dat de paarden hier een meerwaarde krijgen. Wat voor alle duidelijkheid niet altijd lukt.’

Met aan te modderen los je niks op

Die evaluatie verloopt correct, vertelt Wout: ‘mijn klanten zijn echte paardenmensen die de realiteit onder ogen zien en die beseffen dat niet elk veulen of jong paard een goed springpaard wordt. Iedereen moet er beter en gelukkiger van worden: de fokker/eigenaar en ik. Met aan te modderen los je niks op. Integendeel, dan kost het enkel geld. Als je naar het BK in Gesves kijkt, kan je enkel besluiten dat het goed zit met de kwaliteit in mijn stal. Wat niet wegneemt dat ik ook al paarden op stal gehad heb die niet aan de verwachtingen voldoen. Of waar ik geen klik mee heb. Daar moet je eerlijk in zijn.’

Het is moeilijk om te oordelen en nog moeilijker om te selecteren

Wout fokt ook enkele veulens per jaar, uit interesse. ‘Soms zie je iets in een veulen. Dan trek je een streep in de weide en kijk je hoe het veulen reageert. Hoe zetten ze hun voetjes, hoe zetten ze af als ze een sprongetje maken over die streep. Ik weet het, het is stom, al zijn er veulens die iets speciaals hebben wat je later herkent. Of ook niet. Het eerste paard dat ik kocht was een schot in de roos. Een goed paard dat ik ook goed verkocht heb. Met die winst kocht ik enkele van zijn volle broers en zussen. Ik heb er al mijn winst mee verloren. Dat leer je dus ook. Bepaalde moeders gaan gemiddeld betere paarden geven, al krijg je geen garantie. Ik heb ook al meegemaakt dat het lelijkste veulen de beste springer werd van zijn jaargang. En dat omgekeerd het mooiste veulen nooit een balk gesprongen heeft.
Het is moeilijk om te oordelen en nog moeilijker om te selecteren. Ik fok een drietal veulens per jaar en gemiddeld is er slechts eentje waar ik drie jaar later mee begin. En dan kan het zijn dat ik de verkeerde gekozen heb. Als ruiter is het belangrijk dat je er in gelooft.’

Wat je in vrijheid niet ziet, is het karakter onder het zadel

Hoort vrij springen bij de opleiding?
‘Ik doe dat wel, al vormt het ook niet meer dan een indicatie. Je herkent tijdens het vrij springen de intelligentie. Hoe denken ze en hoe anticiperen ze? Wat je in vrijheid niet ziet, is het karakter onder het zadel. Hoe reageert het paard op de ruiter? En wil het meewerken? Pas onder het zadel kan je een reële inschatting maken. Daarbij is het belangrijk dat je elk paard het voordeel van de twijfel gunt. Omgekeerd mag je niet te snel oordelen. Alexander Liefsoens komt bijna wekelijks les geven en hij is een ervaringsdeskundige met jonge paarden. Bij Kristof Cleeren kan ik ook altijd terecht. Ik ben jong en niet te beroerd om hulp te vragen. Een paard kan in de fout gaan, net als de ruiter.’

Sommige paarden hebben een groot hart en een grote vechtlust. Die moet je tegen zichzelf beschermen

Wout is een vaste klant van de cyclus. ‘Omdat eigenaars hun paard wel eens willen zien springen, en als je veel jonge paarden hebt is de cyclus een makkelijke formule. Omdat er zoveel starten in elke proef, kan je elk paard voldoende tijd geven om zich klaar te maken voor zijn ronde.’

Het aantal manches dat een paard springt, hangt af van paard tot paard, vertelt Wout: ‘Dat moet je aanvoelen. Sommigen hebben vorig jaar zes, anderen negen manches gesprongen. Ik had er ook waarvan ik voelde dat het te veel aan het worden was en dan stopt het. Sommige paarden hebben een groot hart en een grote vechtlust. Die moet je tegen zichzelf beschermen. Daar ga ik dan mee wandelen in plaats van ze te trainen voor de cyclus. Ik zal nooit iets forceren met een paard. Na het BK in Gesves gaan ze sowieso naar de weide en daar blijven ze tot eind oktober.
Paarden leren van de wedstrijden, al moeten ze het ook plezant vinden en blijven vinden. Het is belangrijk dat vierjarigen parcours lopen, maar het hoeven er evenwel niet veel te zijn. Mijn job bestaat erin om jonge paarden op te bouwen, niet om ze af te breken door te snel te veel te doen.’

 

Jeroen De Winter: ‘Een gelukkig paard leert beter’

Jeroen De Winter (27) is de derde generatie van het Netehof, waar jaarlijks een tiental veulens worden geboren en waar jonge paarden worden opgeleid. In 2018 werd Jeroen wereldkampioen met de zesjarige Mystique van ’t Hoogeinde. Hij was 16 toen hij met Gretel S Belgisch kampioen werd bij de 7-jarigen. Zijn hengsten Leandro VG en Pegase van ’t Ruytershof leidde hij op tot internationaal niveau.

Een tweejarige tussen de soep en de patatten laten vrij springen, zegt niet veel

‘De meeste jonge paarden komen uit onze fokkerij. Al durft mijn papa ook wel jonge paarden bij te kopen. Vooral als het nakomelingen zijn van onze hengsten Leandro VG en Pegase van ’t Ruytershof. Onze veulens staan in de zomer op de weide. In de winter gaan ze in groepjes van 4 naar de loopstallen en brengen ze elke dag drie tot vier uur door in de paddock. Omdat beweging heel belangrijk is. In de winter van hun 3 jaar maken we ze zadelmak.
Over onze veulens spreken we ons niet uit. Vermits we eigen hengsten en geselecteerde merries hebben, zijn we bevooroordeeld. We hebben bewust een bepaalde hengst gekoppeld met een bepaalde merrie en zijn al weg van de combinatie voor het veulen geboren is. En als het geboren is, zijn we er nog steeds gek van. Logisch zeker? Pas op 3 jaar maken we een eerste, voorzichtige inschatting, op het moment dat ze zadelmak gemaakt worden.
Als de tijd het toelaat, en dat is meestal niet het geval, laten we de paarden als tweejarige eens vrij springen. Als je dat doet, moet je daar consequent tijd voor maken. Een tweejarige tussen de soep en de patatten laten vrij springen, zegt niet veel. Je haalt hem uit de groep, wat stresserend is, het paard is afgeleid, roept naar zijn vriendjes en is helemaal niet bij de les. Je ziet wel de beweging en de sprong, al moet je ook rekening houden met de mindset van je tweejarige. Je krijgt een beeld, maar we oordelen niet. Bij het zadelmak maken nemen we echt onze tijd. Dat verloopt heel rustig. We leren ze stap voor stap longeren. Eerst met een halster, dan met een bit, vervolgens met een bijzetteugel. Zo bouw je langzaam op tot er een zadel op ligt en ze kennis maken met de ruiter in het zadel. Dat is een proces van gemiddeld 6 weken, waarna ze terug naar de weide mogen.’

Elke dag buiten komen in de weide of de paddock

‘Vanaf 4 jaar begint in regel de echte opleiding. Al hangt dat van het paard af. Een grote slappe bijvoorbeeld, zal eerder nog een zomer op de weide doorbrengen. De paarden maken kennis met enkele trainingsparcours en worden zo’n drie keer per week onder het zadel gereden. Het blijft belangrijk dat de paarden elke dag buitenkomen. Afhankelijk van het weer en het seizoen is dat de weide of de paddock.’

‘Omdat elk paard een opleiding à la carte nodig heeft, is het moeilijk om een algemene regel voor te schrijven. Belangrijker is dat je je paard kent en aanvoelt. De negenjarige Paulien DH werd onlangs tweede in de CSI 2* GP van Lier. Als zevenjarige werd ze 5e op het WK in Zangersheide. Terwijl zij pas op haar vijf jaar zadelmak gemaakt werd. Als vierjarige graasde ze met haar veulen op de weide.’

Samenleven gaat over respect

Vorig jaar zagen we geen Jeroen De Winter op de cyclus. De jaren voordien was hij wel present. ‘De cyclus is een dankbaar circuit omdat de jonge paarden er veel van leren. Niet in het minst door de omgevingsfactoren. Ze maken kennis met het transport, met vreemde paarden, nieuwe geluiden en onbekende sferen. Dat is een belangrijk onderdeel van hun leerproces en dat kan je thuis niet leren.
Samenleven gaat over respect. Tussen ruiter en paard, maar ook tussen paarden onderling tijdens het transport of in de paddock. Al die facetten zijn bij jonge paarden misschien belangrijker dan de hindernisjes van 90cm die ze moeten springen. In de ring leren ze hun weg in het parcours. Zo’n proef is fysiek niet belastend. Tenminste als je paard niet gestresseerd van de vrachtwagen komt.’

Niks moet met een jong paard, maar als je iets doet, moet je er wel je tijd voor nemen

‘Als je thuis niet (te veel) springt en de cyclus als leertraject ziet, is het een goede formule. Je paard moet wel voorbereid zijn. Drie weken voor de eerste cyclus je paard zadelmak maken en dan holderdebolder de vrachtwagen op en starten in de cyclus is geen goed idee. Dan zal je vierjarige er fysiek en mentaal niet klaar voor zijn. Niks moet met een jong paard, maar als je iets doet, moet je er wel je tijd voor nemen. Dat mag je nooit uit het oog verliezen.
Elke nieuwe stap moet in rust en ontspanning aangeleerd worden. Ik zal met jonge paarden nooit voor de overwinning rijden. Afhankelijk van hun scholingsgraad, zal ik in een parcours tijdens de tweede fase wel eens kort wenden of ergens een lijn afsnijden. Maar enkel als mijn paard in balans adequaat reageert op mijn hulpen. Niet ik, maar mijn paard zal dat bepalen.’

Een jong paard moet in elke stap begeleid worden zodat het vertrouwen krijgt in zijn ruiter

De eerste vereiste in dat proces is geduld, weet Jeroen: ‘Dat is het belangrijkste leerproces voor de ruiter. En een vak apart. Er zijn veel internationale ruiters die je beter geen vierjarige geeft. Ieder zijn job, maar voor jonge paarden heb je heel veel geduld nodig en je mag ze nooit overvragen. Een jong paard moet in elke stap begeleid worden zodat het vertrouwen krijgt in zijn ruiter. De ruiter moet op zijn buurt attent zijn voor de signalen van zijn paard, zodat hij of zij proactief kan reageren. Een jong paard zal zijn ruiter altijd testen. Die signalen moet je opvangen en leer je enkel door met jonge paarden te werken.
Veel jonge ruiters die bij ons solliciteren, willen vooral met zes- en zevenjarigen op wedstrijd. Zo werkt het niet. Nieuwe medewerkers doorlopen in het Netehof het hele traject van longeren, zadelmak maken tot de eerste sprongetjes. Enkel zo leer je een paard doorgronden, vang je zijn signalen op en kan je daarop anticiperen. En kan je een objectief oordeel vormen over een paard.’

Ik heb een hekel aan ruiters die een paard te snel veroordelen

Een objectief oordeel. Klinkt vanzelfsprekend, al is het dat niet, ondervindt Jeroen: ‘Ik heb een hekel aan ruiters die een paard te snel veroordelen. Omdat het vaak gebaseerd is op onvolledige en/of foute informatie. Het is tegenwoordig bon ton om op elk paard een etiket te plakken. Die vooroordelen zijn doorgaans op niks gebaseerd. Omgekeerd moet je elk jong paard zonder enig vooroordeel benaderen en er het beste uithalen. Je kan een paard enkel beter maken als je er in gelooft.

Wat is een goed paard? Een paard die zijn ruiter/amazone gelukkig maakt. En wanneer lukt dat? Als je je paard positief benadert. Niet alle paarden worden toppaarden. Dat is weggelegd voor het topje van de ijsberg. Daaronder zit de overgrote massa die gelukkig samenleeft met de mens. Tenminste als die mens op een positieve en constructieve manier naar zijn paard kijkt.’

Er bestaan geen perfecte paarden, net zoals er geen perfecte mensen zijn. De vraag is hoe je er naar kijkt

‘Daarom geven wij al onze paarden alle kansen, opdat ze het beste uit zichzelf kunnen halen. Er bestaan geen perfecte paarden, net zoals er geen perfecte mensen zijn. De vraag is hoe je er naar kijkt? Zet je een vergrootglas op de minpuntjes of op de pluspunten? Want we hebben ze allemaal. Niks menselijks is een paard vreemd. Je krijgt meer uit een paard/mens als het positief benaderd wordt. Paarden zijn instinctief heel gevoelig voor hun omgeving en pikken de vibe van de ruiter heel snel op. Als die met veel goesting en passie aan de opleiding begint, kom je veel verder dan wanneer je het louter ziet als bandwerk. In dat geval zal je nooit tot een goed eindresultaat komen. Omgekeerd zal een gelukkig en gerespecteerd paard beter leren. Dat bereik je wanneer je geduldig, consequent en gestructureerd werkt. Zo maak je het eenvoudig en begrijpelijk voor je paard.'